33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mestplank:
męstplaŋk (L289p Weert)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
mèsthoup (L289p Weert),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mesthoup (L289p Weert, ...
L289p Weert),
mestkuil:
mèstkoel (L289p Weert),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mestkoel (L289p Weert)
|
[SGV (1914)] [ZND 01 (1922)]mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
26211 |
met alleen de toppen ontbloot |
op het koordje:
ǫp˱ ǝt kø̜rtjǝ (L289p Weert)
|
Gezegd van een molen wanneer deze draait met zeilen die aan de toppen opgerold zijn. Zie ook afb. 44C. [N O, 7g; A 42A, 74; A 42A, add.]
II-3
|
33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
(ze heeft) arbeid:
ē̜rǝbęi̯t (L289p Weert
[(wordt gezegd als de weeën aan de gang zijn)]
)
|
[N 8, 53]
I-9
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
met de schaal rondgaan:
met de schaol rondgaon (L289p Weert),
mette schoal rontgoan (L289p Weert)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21984 |
met de duiven naar de inkorfplaats gaan |
inkorven:
goan inkòrreve (L289p Weert)
|
Hoe zegt men: met de duiven naar de inkorfplaats gaan om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
stōǝtǝ (L289p Weert)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
terugzetten:
trø̜k˲zętǝ (L289p Weert)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
22579 |
met de palmpaas rondlopen |
met een palmenhaanstek lopen:
met ene pallemenhanstek loupe (L289p Weert)
|
Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
eŋ stǭn (L289p Weert)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|