e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middagdutje doen (b) even gaan liggen: effe goan ligke (Weert) middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagmaal eten: ète (Weert), middag, de -: middĕg (Weert), warm eten  de middeg (Weert), middageten: bij boeren en werklui is de middag van 12 tot 12.15 uur Bij middenstand is de middag 12 - 13 uur  midduchête (Weert) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 - 13 uur middagmaal [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)] III-2-3
middellangeafstandsvlucht midfond: midfond (Weert) middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
middelste kegel koning: keuning (Weert) De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] III-3-2
middelvinger grote vinger: groeete vinger (Weert), lange vinger: lange vinger (Weert), middelste vinger: middelste vinger (Weert) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] III-1-1
middennaafbanden navenbanden: nāf˱bɛntj (Weert) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middenpad: middepaad (Weert), middepaat (Weert) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenschip middenschip: middenschieep (Weert), middeschieep (Weert) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mier aamzeiksel: aomzeiksel (Weert, ... ), oamzeiksel (Weert), oamzeiksels (mv.) (Weert), WLD  aomzeiksel (Weert), zeiksel: WLD  zeiksel (Weert), zwarte aamzeiksel: zwerte oamzeiksel (Weert) mier || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] || zwarte huismier. Dialectbenamingen voor soorten mieren [N102 (1998)] III-4-2
mierenei aamzeikselei: aomzeikselei (Weert), aamzeikseleitje: WLD  aomzeikseleike (Weert) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2