34201 |
miltvuur |
miltvuur:
meljtjvø̄r (L289p Weert)
|
Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.]
I-11
|
18795 |
minderen |
minderen:
mindere (L289p Weert),
mîndere (L289p Weert)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
onder de jaren:
znd 31, 23a
onger de jaore (L289p Weert)
|
minderjarig [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
amant (fr.):
amant (L289p Weert),
liefste:
leefste (L289p Weert),
vriend:
vriend (L289p Weert)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20459 |
minnares |
bijzit:
bi-jzit (L289p Weert)
|
concubine [N 37 (1971)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
mirakel (<fr.):
meraakel (L289p Weert),
wonder:
wonger (L289p Weert)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mes (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherenmis:
drej hieere mes (L289p Weert),
mis met drie heren:
mes met drej hieere (L289p Weert),
mes met dri-j hieere (L289p Weert)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)] || Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
dankmis:
dankmes (L289p Weert),
mis tot intentie:
mes tot intensie (L289p Weert)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
begrafenismis:
begrafenismes (L289p Weert),
dodenmis:
doujemes (L289p Weert),
lijkmis:
lieekmes (L289p Weert),
uitvaartmis:
oetvaartmes (L289p Weert),
zielenmis:
zielemes (L289p Weert)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|