e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondharmonica mondmonica: mondmoeneka (Weert), mondorgel: mondorregel (Weert) Het muziekinstrument dat langs de mond op en neer bewogen wordt en waarop geluid gemaakt kan worden door blazen en zuigen [fiep, moelfiep, noeneke, mondharmonika, muziek]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondstuk kom: kom (Weert) Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)] III-3-2
mondvol bizet: bizet (Weert), moel: moehol (Weert), moel (Weert), moelvol: ⁄n moelvol afbiete (Weert) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] || hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
monnik monnik: munnĕk (Weert), munnik (Weert) Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
monnikskap papenmuts: mv. aconitum  paapemötse (Weert) monnikskap III-4-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Weert, ... ), mostrans (Weert) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi pratend het paard op de nek kloppen aanhalen: ānhālǝ (Weert) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer open weer: oupe waer (Weert), schoon weer: schôên wéér (Weert), ⁄t is schoun (Weert) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: moerdkruus (Weert) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moot vis moot: moeət (Weert), plak vis: plek ves (Weert) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3