24394 |
nachtvlinder |
mot:
mot (L289p Weert),
snuffelter:
snuffelter (L289p Weert)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
geitemèèlker (L289p Weert),
geiteméélker (L289p Weert),
geîtemêlleker (L289p Weert),
vliegende pad:
vlegendje ped (L289p Weert)
|
nachtzwaluw [DC 18 (1950)] || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadei‧l (L289p Weert),
schade:
schaai (L289p Weert)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
moederkoek:
mooderkook (L289p Weert),
nageboorte:
naogeboeerte (L289p Weert)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
rein:
rɛi̯n (L289p Weert)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (L289p Weert, ...
L289p Weert),
niêgel (L289p Weert),
nīēgel (L289p Weert)
|
[ZND 30 (1939)]nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
kaneeltje:
kerniĕlkes (L289p Weert),
kerniêlke (L289p Weert)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25410 |
nagels verwijderen |
schoenen uitdoen:
sxō.n ȳtdō.n (L289p Weert)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25392 |
nagieten |
afspoelen:
āfspø̄lǝ (L289p Weert)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grōmęntj (L289p Weert),
grǫmǝt (L289p Weert),
groe(n)maad hooi:
grǫmǝs hōi̯ (L289p Weert),
nagras:
nǫgrās (L289p Weert)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|