e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neusvleugel neusvleugel: naasvleugel (Weert) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nicht nicht: nicht (Weert, ... ), neen  nicht (Weert) nicht || nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nier nier: neer (Weert, ... ) nier [N 10 (1961)] III-1-1
nieren nieren: nērǝ (Weert), niertjes: nērkǝs (Weert) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11
niet niet: nit (Weert) Het gedeelte van de hoefnagel dat na het afknippen enkele millimeters boven de hoef uitsteekt en omgeslagen wordt in de uitholling die met behulp van de onderkapper is vervaardigd. [N 33, 372] II-11
niet behouden niet behouden: nēt bǝhǭjǝ (Weert) Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b] I-11
niet bevrucht gust: gøst (Weert), gø̜st (Weert), leeg: līx (Weert) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet de goede stand hebben (de roede) heeft slechte spanning: hiǝt slęxtǝ spaneŋ (Weert), (de roede) ligt te laag: lektj tǝ liǝx (Weert), (de roede) staat scheel: stiǝt sxę̄ǝl (Weert), (de roede) staat te hoog op de tempel: stiǝt tǝ huǝx ǫp ǝ tęmpǝl (Weert) Niet de goede stand hebben, gezegd van een roede wanneer deze nieuw is ingebracht. [N O, 7o] II-3
niet drachtig gust: gø̜st (Weert) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet gedijen niet aangaan: ± WLD  neet aangoan (Weert) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3