| 22616 |
nieuwjaar wensen |
nieuwjaar wensen:
nowjaor winse (L289p Weert),
nowjoar winse (L289p Weert)
|
Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
| 19052 |
nieuws |
nieuws:
noets (L289p Weert)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 19010 |
nieuwsgierig |
naaswijs:
naaswies (L289p Weert),
nieuwsgierig:
nôwsgierig (L289p Weert)
|
nieuwsgierig || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
| 17723 |
nieuwsgierig (bn.) |
nieuwsgierig (bn.):
noewsgièrig (L289p Weert)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gaape (L289p Weert),
nieuwsgierig gapen:
noowsgierig staon te gaape (L289p Weert)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 19177 |
nieuwsgierigaard |
gaperd:
gaaperd (L289p Weert),
gaapert (L289p Weert),
muizennaas:
moêzenaas (L289p Weert),
nieuwsgierige naas:
nowsgierige naas (L289p Weert),
nówsgierige naas (L289p Weert),
vangnaas:
vengnaas (L289p Weert)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] || nieuwsgierig iemand || nieuwsgierig persoon || nieuwsgierige neus
III-1-4
|
| 18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert),
neeëste (L289p Weert)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18122 |
nijdnagel |
overnagel:
ōēverniegel (L289p Weert)
|
ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
| 30857 |
nijptang |
nijptang:
nī.ptaŋ (L289p Weert)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
| 20752 |
niknak |
niknakje:
Uitsluitend mv. Heilige Nik-nak és de petroën van de kepotte zokke
niknekskes (L289p Weert)
|
kleine koekjes in de vorm van een dierenfiguurtje
III-2-3
|