e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nippen aflebberen: Hae hieët van ze laeve waat aafgelebbertj: hij heeft in zijn leven veel gedronken  aaflebbere (Weert), sippen: suppe (Weert, ... ), Oopa kos zoeë lekker suppe aan zien dröpke  suppe (Weert) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] || met kleine beetjes drinken, nippen || met kleine teugjes (hoorbaar drinken), aflikken || nippen aan een glas bier III-2-3
nisbus nisbuis: nisbuis (Weert) Metalen bus die in de opening voor de rookpijp van een schoorsteen wordt ingemetseld ten einde de kachelpijp op te nemen. De bus bestaat uit een cilinder met vaste kraag en een in de schoorsteen te buigen rand. In deze cilinder zit een tweede cilinder geklonken. [N 32, 26c; monogr.] II-9
noemen noemen: neume (Weert, ... ) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuikje: kykskǝ (Weert) [N 19, 40a] I-12
nok vorst: vø̜rst (Weert) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nok van de kleine spil rijnhuis: ri.nhu.s (Weert) Het vierkante bovenstuk van de kleine spil dat bij vast werk in het rijngat valt. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛkop van het staakijzerɛ.' [N O, 16b; A 42A, 22] II-3
nokbalk van de hollandse molen naaldvorst: nǭltj˲vōrst (Weert) De horizontale balk door de nok van de kap van de Hollandse molen. [N O, 54j] II-3
nokgat standaardgat: standārt˲gāt (Weert) Het gat in de steenbalk waar de standerdnok in draait. Zie afb. 20. [N O, 42t] II-3
nonnen spijlen: spilǝ (Weert) De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12] II-7
noodbed, kermisbed kermisbed: kerremesbed (Weert), paljas: paljas (Weert) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] III-2-1