e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
offerande offerande (<fr.): offerande (Weert, ... ) De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offerblok offerblok: offerblok (Weert), offerstok: offerstok (Weert) Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)] III-3-3
offergang offergang: offergank (Weert, ... ) De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
offergeld offer: offer (Weert), offergeld: offergeldj (Weert) Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben vergunning: vergunning (Weert) Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)] III-3-2
ogen insplitsen of bevestigen splissen: splesǝ (Weert) Ogen aan de luireep bevestigen d.m.v. splitsen of anderszins. [N O, 26e; N O, 25f add.] II-3
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: effekes (Weert, ... ), effekus (Weert), ef⁄kes (Weert), ogenblik: augenblik (Weert), (meervoud: oûgeblikke; verkleinwoord: oûgeblikske).  oûgeblik (Weert), ogenblikje: augenblikske (Weert), poosje: puuske (Weert), tijdje: tiedje (Weert) een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || eventjes || ogenblik, korte tijd || ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4
okkernoot baak: baok (Weert), noot: neut (Weert), noeët (Weert), noot (Weert), -  noeët (Weert), noot (Weert), okkernoot: -  okernoot (Weert, ... ) noot || noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot [DC 17 (1949)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)] || okkernootkwartier I-7
oksaal oksaal: oksaol (Weert), oksoal (Weert) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
oksel oksel: oksel (Weert, ... ), onder de arm: oonger de errum (Weert) oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)] III-1-1