e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontzegelen ontzegelen: ontzēgǝlǝ (Weert) Het verwijderen van de wasdeksels die de honingcellen bedekken. Voordat de raten in de slinger gaan, moeten ze ontzegeld worden. Men heeft hiervoor een ontzegelmes of een ontzegelvork, soms werkt men, enigszins primitief, met een gewone eetvork. De techniek van het ontzegelen is uiterst eenvoudig. Het raam wordt bij de oren vastgehouden. Het steunt met een punt op een over de ontzegelbak gelegd plankje. Het mes wordt dan langs de latten gehaald waardoor de wasdeksels in een bak vallen. [N 63, 124a; Ge 37, 169; monogr.] II-6
ontzegelmes ontzegelmes: ontzegelmes (Weert) Bepaald soort mes waarmee men de wasdeksels of zegels van de raten haalt, voordat men gaat slingeren. Een door electriciteit of stoom voortdurend op temperatuur gehouden ontzegelmes voldoet het beste. [N 63, 124b; N 63, 124d; Ge 37, 170; monogr.] II-6
ontzegelvork ontzegelvork: ontzegelvork (Weert) Bepaald soort vork, zo breed mogelijk met vele, smalle tandjes. Bij het ontzegelen wordt hij bij voorkeur warm gebruikt. Na het ontzegelen van elk raatvlak wordt hij in een bak heet water geplaatst. Voordat men gaat ontzegelen, slaat men het water even eraf. [N 63, 124c; N 63, 124b; N 63, 124d; Ge 37, 171; monogr.] II-6
ontzien gewoon laten: gewoen loate (Weert), ontzien: ontzeen (Weert) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] III-1-4
onvast ter been (zijn) dazelig: dazelig (Weert), zwak ter been: zwaak ter bein (Weert) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onverzegelde honing losse honing: lǫsǝ hu.neŋ (Weert) Honing uit een niet verzegelde raat. [N 63, 114b; N 63, 114a; monogr.] II-6
onvolgroeide vrucht kratsel: ± WLD  kraatsel (Weert) Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)] I-7
onvruchtbaar vrouwelijk varken kween: kwēn (Weert) Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c] I-12
onvruchtbare grond slechte grond: slɛxtǝ gront (Weert) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe brul: brøl (Weert), guste koe: gøstǝ kǫu̯ (Weert), kwee: kwīǝ (Weert) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11