e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op het gevoel van ouderschap spelen nestspelen: nestspuule (Weert) Bij gepaarde duiven met jongen spelen op het gevoel van ouderschap, op het verlangen om de jongen terug te zien? [N 93 (1983)] III-3-2
op hol slaan op de loop (gaan, zijn): ǫp ǝ lø̜i̯p (Weert) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
op hopen zetten kleine mijten maken: klęi̯nǝ mītǝ mākǝ (Weert), weeropperen: wērǫpǝrǝ (Weert) Het bijeenwerken in hopen die aanzienlijk groter zijn dan heukelingen, maar nog niet zo groot als oppers. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hoop, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hoop, tussen heukeling en opper''.' [N 14, 107] I-3
op kraambezoek gaan met de eierschoot gaan: Als iemand een kindje had gekregen, kwamen de vrouwen uit de buurt en van de familie op kraamvisite. ze brachte dan allemaal wat mee, meestal koffie, eieren, suiker en peperkoek (peperkoek als middel tegen hardlijvigheid gevolg van kraamkoorts). Ze hadden dat opgeborgen in de schoot van hun schurten  met d’n ei-jerschoeët gaon (Weert), met de kromme arm gaan: met de krómmen êrrem gaon (Weert), te lommerte gaan: cf. VD s.v. "lommerd"(bank van lening)?; of heeft het iets mat schaduw te maken?  te lommerte gaon (Weert) op kraamvisite gaan || op kraamvisite met eten III-2-2
op kraamvisite gaan met de eierschoot gaan: met de eijerschoeet goan (Weert), Ze brachten dan allemaal wat mee meestal koffie, eieren, suiker en peperkoek (peperkoek als middel tegen hardlijvigheid gevolg van kraamkoorts). Ze hadden dat opgeborgen in de schoot van hun schorten. Ze werden getracteerd op lommerte, een soort grote kadetjes. Was er nog wat over dan kreeg iedereen nog wat mee naar huis. Later bracht men etenswaar mee in een botermandje, daaruit ontstond de uitdrukking met dn krómmen êrrem gaon. Het botermandje werd nl. met een kromme arm (het hengsel in de elleboog) gedragen.  met d`n ei-jerschoeët gaon (Weert), met de kromme arm gaan: met de krommen errem goan (Weert), De bezoekster bracht eieren (zie ook: ei-jerschoeët) mee in een botermandje dat ze met een kromme arm droe; het hengsel rustte in de elleboog.  met de krómmen êrrem gaon (Weert), te lommerte gaan: Zie ook: met de krómmen êrrem gaon.  te lommerte gaon (Weert) Als iemand een kindje had gekregen, kwamen de vrouwen uit de buurt en van de familie op kraamvisite. || Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] || Op kraamvisite gaan. III-3-2
op oppers zetten, opperen op grote oppers zetten: ǫp [grote oppers] ˲zętǝ (Weert) Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
op retraite gaan op retraite (fr.) gaan: op retraet gaon (Weert), op retrait goan (Weert) In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3
op rijen zetten bijeenscharren: bēi̯ęi̯nsxęrǝ (Weert), hallen maken: [hallen] mākǝ (Weert) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op ruiters zetten, ruiteren optassen: ǫptastǝ (Weert), opzetten: ǫp˲zętǝ (Weert) Het bijeenzetten van het gedroogde hooi op houten stellages, doorgaans ruiters of bokken genoemd (zie het lemma ''hooiruiter''), zodat het zonder in contact met de bodem te staan, verder kan drogen, voordat het van het veld naar de boerderij wordt gebracht. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de hooiruiter, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''hooiruiter''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''hooiruiter''.' [N 14, 113b; JG 1b add.] I-3
op steigerhoogte steigeruit: stęjgǝrūt (Weert) Gezegd van metselwerk dat zover is gevorderd, dat men gebruik moet gaan maken van een steiger of de bestaande steiger moet gaan verhogen. [N 31, 46b; monogr.] II-9