22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
aodjaorsaovendj (L289p Weert, ...
L289p Weert),
aodjaorsaoventj (L289p Weert, ...
L289p Weert),
aodjaorsaovundj (L289p Weert),
aojaorsaovundj (L289p Weert),
aotjaorsaoventj (L289p Weert, ...
L289p Weert),
oudjaorsaoventj (L289p Weert),
òwtjaoraovendj (L289p Weert)
|
De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaar:
aodjaor (L289p Weert),
aotjaor (L289p Weert),
oadjoar (L289p Weert),
oudjaarsdag:
aodjaorsdaag (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
aotjaorsdaa.g (L289p Weert),
aotjaorsdaag (L289p Weert),
òwtjaorsdaag (L289p Weert)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21762 |
ouden van dagen |
oude mensen:
(de) oaj minse (L289p Weert)
|
ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
ouders:
aojers (L289p Weert),
oajers (L289p Weert, ...
L289p Weert),
ôjjers (L289p Weert)
|
ouders || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
29896 |
oudhollandse pan |
handpan:
hantpan (L289p Weert),
oudhollandse pan:
ǭjhǫlǝntsǝ pan (L289p Weert)
|
Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c]
II-8
|
33421 |
ovenkelder |
onderoven:
ǫŋǝrǭvǝ (L289p Weert)
|
De bergruimte onder de oven, soms benut om brandstof en/of as in op te bergen, maar ook vaak, vanwege de gunstige vocht- en warmtegesteldheid, om er aardappelen op te slaan. De benamingen wijken in dat laatste geval doorgaans niet af van die van de aardappelkelder die men in de schuur vindt en die zijn behandeld in het lemma "schuurkelder, aardappelkelder" (3.3.5). Krikken is gloeiende as; amer is houtskool, en schansen zijn takkenbossen. Vergelijk ook het lemma önderoven", in Deel II, aflevering 1, blz. 73. [N 5A, 25c; N 5, 136; OB 2, 2f; monogr. add. uit N 29, 5 en 11d]
I-6
|
25608 |
ovenpaal |
inschieter:
ensxētǝr (L289p Weert)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
18589 |
overall |
overall:
overall (L289p Weert),
uǝvǝral (L289p Weert),
overall (eng.):
oeveral (L289p Weert),
overall (L289p Weert),
BNO: oôveral.
oeëveral (L289p Weert)
|
overal || overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)] || Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.]
II-9, III-1-3
|
34168 |
overdragen |
over (de/haar) tijd:
ōvǝr tīt (L289p Weert)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
19465 |
overgordijn |
gordijn:
gərdīn (L289p Weert),
overgordijn:
uəvərgərdīn (L289p Weert)
|
gordijn || overgordijn
III-2-1
|