e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beugelen beugelen: buugele (Weert), Bij de meeste cafés, vooral buiten de kom, lag een beugelbaan. Beugelen is een spel met houten ballen gespeeld op een lemen baan van 10,5 x 5,15 meter. Deze baan is afgemaakt met een stootrand van +- 80 cm. Het spel wordt gewoonlijk door 2 of 4 man gespeeld, ieder met zn eigen bal. Men moet trachten met een slaghout "slieëger"de bal door n stalen ring "buuëgel"te laten rollen of te gooien. Deze ring is op n afstand van 2,625 m vanaf de bovenste lijn in het midden geplaatst. De ring is stevig vastgezet in een "boumbóks". Men speelde vanuit de "grup"aan de voorkant van de baan. Als men de bal door de ring gooit, heeft men één punt en de partij die het eerst 12 punten heeft is winnaar. Er wordt om toerbeurt gespeeld. De kunst is met effect te spelen net als bij biljarten om zodoende de bal van de tegenpartij in een minder gunstige stelling te brengen. [Met twee fotos op pag. 5].  buuëgele (Weert), buuëgele=beugelen  buuëgele (Weert) Beugelen. || Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
beugelring beugel: buugel (Weert), Sub buuëgele: Bij de meeste cafés, vooral buiten de kom, lag een beugelbaan. Beugelen is een spel met houten ballen gespeeld op een lemen baan van 10,5 x 5,15 meter. Deze baan is afgemaakt met een stootrand van +- 80 cm. Het spel wordt gewoonlijk door 2 of 4 man gespeeld, ieder met zn eigen bal. Men moet trachten met een slaghout "slieëger"de bal door n stalen ring "buuëgel"te laten rollen of te gooien. Deze ring is op n afstand van 2,625 m vanaf de bovenste lijn in het midden geplaatst. De ring is stevig vastgezet in een "boumbóks". Men speelde vanuit de "grup"aan de voorkant van de baan. Als men de bal door de ring gooit, heeft men één punt en de partij die het eerst 12 punten heeft is winnaar. Er wordt om toerbeurt gespeeld. De kunst is met effect te spelen net als bij biljarten om zodoende de bal van de tegenpartij in een minder gunstige stelling te brengen. [Met twee fotos op pag. 5].  buuëgel (Weert), ring: rink (Weert) De ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring]. [N 88 (1982)] || Stalen ring [bij het beugelen]. III-3-2
beugeltas beugeltas: beugeltes (Weert), bugeltès (Weert) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: beuk (Weert), buuëk (Weert), beukenboom: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beukebaum (Weert) beuk [SGV (1914)] || beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beurs achter de banken: achter de benk (Weert), achter in de kerk: achterin de kerrek (Weert) De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)] III-3-3
beurs, overrijp murg: merreg (Weert), te rijp: te rīēp (Weert) beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3
bevallen een kindje krijgen: e kindje krieege (Weert), een kleine krijgen: unne kleine krieege (Weert), een kosterkindje krijgen: u kòsterkindje krieege (Weert), inkopen: inkoupe (Weert), kramen: kraome (Weert) bevallen || Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] III-2-2
bevel bevel: bevel(?) (Weert, ... ), boodschap: boe‧dschap (Weert, ... ), opdracht: opdracht (Weert, ... ), order: order (Weert, ... ) bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevelen aanzeggen: aanzegke (Weert, ... ), bestellen: bestelle (Weert, ... ), heten: heite (Weert), cf. WNT VI, kol. 407 s.v. "heeten (II)"bevelen, gebieden  heite (Weert), ordonneren: ordonniere (Weert), ordonneren (<fr.): ordonniere (Weert) iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
bevend schudden met de huid (zich) schudden: sxø̜dǝ (Weert) Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9