e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bezetten de kim vlechten: dǝ kem vlęxtǝ (Weert), opheren: ǫphē̜rdǝn (Weert) Het vlechten van de onderste rand van de mandwand. [N 40, 60] II-12
bezetwissen zware wissen: zwǭr wesǝ (Weert) De lange, sterke wissen die men gebruikt om de onderste, verstevigde rand van de mand te vlechten. [N 40, 61] II-12
bezig bezig: bieezig (Weert), doende: doondj (Weert) werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)] III-1-4
bezig zijn aan de gang zijn: zeen aanegang (Weert) bezig zijn [ZND 19a (1936)] III-1-4
bezoek bezoek: bezeuk (Weert, ... ) bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)] III-3-1
bezoeken (aankomen): Dit zeggen de boeren.  kōj⁄ēs aan (Weert), bezoeken: bezeuke (Weert), op bezoek gaan: op bezeech goan (Weert) een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)] || Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)] III-3-1
bezorgd bezorgd: bezōrgdj (Weert), bezörgtj (Weert), ongerust: ongeröstj (Weert) bezorgd || ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
bezwijming zwijm: zwiem (Weert) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] III-1-2
bibberen bibberen: bubbere (Weert), rijderen: reejere (Weert), rijjere (Weert, ... ) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || beven, bibberen [ZND 21 (1936)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)] III-1-2
biddag bededag: baejdaag (Weert, ... ) Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)] III-3-3