19474 |
pook |
rakelijzer:
rōͅkəlī.sdər (L289p Weert),
rōͅkəlī.zər (L289p Weert),
rōͅkəlīzər (L289p Weert)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
port (L289p Weert),
pǫrt (L289p Weert)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
34019 |
poot omhoog |
pootje:
pootje (L289p Weert),
voetje:
voetje (L289p Weert)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
pootaardappelen:
pōǝt[aardappelen] (L289p Weert),
poter:
pōǝtǝr (L289p Weert)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
17953 |
pootjebaden |
baden:
baaje (L289p Weert),
barrevoets lopen:
berrevus loupe (L289p Weert),
pootjebaden:
puujtje baaje (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
puutje baaje (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34174 |
pootjesblaas |
pootjesblaas:
pø̄tjǝsblǭs (L289p Weert)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
pop (L289p Weert),
póp (L289p Weert)
|
pop, vrouwtje ve zangvogel || vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22660 |
poppenspel |
poppenkast:
poppekast (L289p Weert),
poppenspel:
poppespuul (L289p Weert)
|
De voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24490 |
populier (alg.) |
peppel:
peppel (L289p Weert),
± WLD
peppel (L289p Weert),
popelaar:
popeleer (L289p Weert)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
30120 |
porringdraad |
porringdraad:
pǫreŋdroǝt (L289p Weert),
porringtouw:
pǫreŋtow (L289p Weert)
|
De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f]
II-9
|