25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L289p Weert)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33624 |
putgalg |
putgaffel:
pøtgafəl (L289p Weert)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
putgard:
pøtgēͅrt (L289p Weert),
putstaak:
pøͅtstāk (L289p Weert)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
24227 |
putter |
distelvink:
distelvink (L289p Weert, ...
L289p Weert),
distelvînk (L289p Weert),
heiputtertje:
hejpötterke (L289p Weert),
puttertje:
pötterke (L289p Weert)
|
distelvink || putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
putwip:
pøtwøp (L289p Weert, ...
L289p Weert),
wip:
wøp (L289p Weert)
|
[N 12 (1961)] [SGV (1914)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyama (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemper (<lat.):
kwattertemper (L289p Weert, ...
L289p Weert),
quatertemperdag:
kwatertemperdaag (L289p Weert),
vastendag:
vastendaag (L289p Weert)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] || Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
ei reūdzelke (L289p Weert),
ei roadsel (L289p Weert),
raodsel (L289p Weert),
raotsel (L289p Weert),
rödselke (L289p Weert),
rötselke (L289p Weert),
u roadsel (L289p Weert),
u rödselke (L289p Weert),
Oud raadseltje: Ich zeen dr twieë int waater gaon met veer vluuëgels en twieë sterte. En ge zultj t neet raoje, Al raodje tot Sinte Merte. (twee eenden)
raotsel (L289p Weert)
|
raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L289p Weert
[(+)]
),
venster:
ve.nstǝr (L289p Weert
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
stalvenstertje:
stalvenstǝrkǝ (L289p Weert)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|