18382 |
rijgschoen |
rijgschoen:
riegschoon (L289p Weert)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28974 |
rijgsteek |
rijgsteek:
rīxstēk (L289p Weert)
|
Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6]
II-7
|
21590 |
rijk |
rijk:
riǝk (L289p Weert)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛrijk liggenɛ.' [N O, 34k; Vds 219; Jan 199; Coe 172]
II-3
|
26573 |
rijk liggen |
(de steen) is rijk:
es riǝk (L289p Weert)
|
Gezegd van een molensteen wanneer bij controle de rij alleen in het midden in de buurt van het kropgat aanligt. Volgens de invuller uit Q 112 is de steen dan te hoog in het hart. [N O, 34k]
II-3
|
26610 |
rijk malen |
geluk hebben:
gǝlø̜k hębǝ (L289p Weert),
goed malen:
gōt mālǝ (L289p Weert)
|
Met veel winst malen, vlot malen. [N O, 36l; A 42A, add.]
II-3
|
21435 |
rijk zijn |
er dik in zitten:
d⁄r dik inzitte (L289p Weert),
geld zat hebben:
geldj zat hebbe (L289p Weert),
hopen hebben:
huip hebbe (L289p Weert),
in de centen zwemmen:
zwumme inne cente (L289p Weert),
in zijn geld zwemmen:
hè zwumtj in zie geldj (L289p Weert),
rijk zijn:
rie‧k zee‧n (L289p Weert),
spie hebben:
Van Dale: II. spie, 5. (Barg., volkst.) cent; -(coll.) geld, duiten.
spie e.d. hebbe (L289p Weert),
van de centen barsten:
hè börst van ne cente (L289p Weert)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21269 |
rijkdom |
rijkdom:
ri.gdum (L289p Weert)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21597 |
rijke lieden |
rijke lui:
rīēke lu-j (L289p Weert)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
21609 |
rijksdaalder |
knaak:
⁄ne knaak (L289p Weert),
Van Dale: knaak, (volkst.) rijksdaalder.
knaak (L289p Weert),
rijksdaalder:
riksdaalder (L289p Weert)
|
rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26478 |
rijn |
rijn:
ri.n (L289p Weert)
|
Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120]
II-3
|