e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roken roken: ¯n zwaor piêp roûke: ¯n zware pijp roken Vreuger mochte ve neet roûke vuurdet ve geloeëtj haaj (loeëte: dienstplicht)  roûke (Weert) roken, walmen III-2-3
rokkostuum frak: frak (Weert) herenrok, rokkostuum III-1-3
rokkussentje kontkussentje: kondköskes (Weert), queuetje (<fr.): keutje (Weert) kussentje waarmee men de rok naar achteren doet uitbollen [keu, keuje, vronk] [N 24 (1964)] III-1-3
roksplit split: splet (Weert) Split in de rok. [N 62, 41a] II-7
roksplit [wld ii.7, p.87] split: split (Weert) Hoe noemt U: een split in de rok [N 62 (1973)] III-1-3
rolkrabber krabber: krɛbǝr (Weert) Om aanklevende aarde en paardevijgen van de rol te verwijderen kon men gebruikmaken van allerlei voorwerpen. Als men zich niet bediende van een speciale krabber of stok, reinigde men de rol met de ploegstok (zie beneden), met een willekeurige stok (P 48), met de steel van een schop of hark (Q 96d), met de spade of een andere schop (L 192a, 282, 332, P 107a, Q 3a, 4, 9, 77, 93, 96, 97, 111, 116, 194, 197, 198b), met een kleine hak (P 107a), met een pannescherf, steen of stokje (L 270), of met de punt van de schoen of klomp (L 115, 192b). Enkele termen lijken te wijzen op een aan het raam bevestigde plank of lat, die men zo nodig tegen de rol moest drukken of waardoor de rol tijdens het werk werd schoon gehouden. Voor de (...)-varianten zie men het lemma ''ploegstok''. [N 11A, 188; N 18, 149] I-2
rollen draaien: drɛjǝ (Weert), wellen: wɛlǝ (Weert) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2
rollenkruiwerk kruiwerk: krøjwɛrǝk (Weert) Systeem van uit hout of ijzer vervaardigde rollen of ringen waarop de kap van de Hollandse molen gedraaid kan worden. Men onderscheidt vier soorten: a. het voeghouten kruiwerk, b. het neutenkruiwerk, c. het rollenkruiwerk, en d. het Engels kruiwerk. Bij de twee eerstgenoemde systemen is op het boventafelment van de molenromp een zware houten ring bevestigd, de zgn. onderring. Aan de onderzijde van de molenkap bevindt zich een iets kleinere ring, de bovenring. Tijdens het kruien schuift de kap met de bovenring over de onderring van de romp. Bij het rollenkruiwerk en het Engels kruiwerk bevinden zich tussen de boven- en onderring een groot aantal rollen om de wrijving tussen kap en romp zo klein mogelijk te houden. Bij het Engels kruiwerk zijn deze rollen van ijzer of staal vervaardigd, bij het rollenkruiwerk van hout. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53a; N O, 53d; A 42A, 106] II-3
rollenlaag vloer: vlūr (Weert) De bovenste uitgebouwde steenlaag van de molenromp waar de onderring voor de kruirollen op ligt. [N O, 53b] II-3
rollenring kruileder: krø̜jlɛjǝr (Weert), leder: lɛjǝr (Weert) De twee ringen, één binnen en één buiten, waar de kruirollen tussen bevestigd zijn. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53e] II-3