e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel horzel: horstel (Weert, ... ), vlieg: vleeg (Weert) horzel [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
rundvee vee: viǝ (Weert), vīǝ (Weert) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups groene rupsel: greun roespel (Weert), rups: röps (Weert, ... ), rupsel: roespel (Weert), WLD  roespel (Weert, ... ) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rustaltaar heiligenhuisje: heiligehuuske (Weert), rustaltaar: röstaltaor (Weert, ... ) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: röste (Weert), zich röste (Weert) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rustperiode in de winter bijenslaap: bi.jǝslǭp (Weert), winterslaap: wenjtjǝrslǭp (Weert) Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b] II-6
ruw gereten: gerieete hang (Weert) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
ruw worden het hard krijgen: t haard kriege (Weert), schilferen: schilfere (Weert), verharden: verhaare (Weert), verruwen: verrowwe (Weert) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard grof: groeef (Weert), hard: haard (Weert), ruw: rouw (Weert) zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: rouw (Weert, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4