21620 |
biljet van twintig frank |
twintig frank:
twintjig frang (L289p Weert)
|
20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
twintig gulden:
twintjig gölje (L289p Weert)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
vijfentwintig gulden:
viefentwintjig gölje (L289p Weert)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
vijfhonderd frank:
viefhŏngert frang (L289p Weert)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
vijftig frank:
fieftig frang (L289p Weert)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
vijftig gulden:
fieftig gölje (L289p Weert)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
billen:
belǝ (L289p Weert)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
21878 |
billijk |
billijk:
billek (L289p Weert),
net:
net (L289p Weert),
schappelijk:
schappelek (L289p Weert)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29408 |
binder |
binder:
benjǝr/benjstǝr (L289p Weert),
beŋǝr/beŋstǝr (L289p Weert)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbīr (L289p Weert)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|