18435 |
soorten rokken |
rimpelrok:
rumpelrok (L289p Weert)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
paardsmest:
pē̜rs[mest] (L289p Weert),
schaapmest:
sxǭp[mest] (L289p Weert),
varkensmest:
vɛr(ǝ)kǝs[mest] (L289p Weert)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
34118 |
soortige koe |
gesloten koe:
gǝslōtǝ ku (L289p Weert)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33224 |
sorteermachine |
aardappelenmolen:
ɛrǝpǝlmø̄lǝ (L289p Weert)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
sorteren:
sǫrtīǝrǝ (L289p Weert)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
speek:
spęi̯k (L289p Weert),
speken:
spęi̯kǝ (L289p Weert)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32207 |
spaakgaten |
speekgaten:
spęjk˲gātǝ (L289p Weert)
|
De met de zulaks gekapte, of, in modernere wagenmakerijen, met behulp van een speciale houtbewerkingsmachine in de naaf gefreesde gaten, waar de spaken in worden geslagen. [N G, 43f]
II-12
|
32212 |
spaakhamer |
speekhamer:
špęjkhāmǝr (L289p Weert)
|
Zware hamer met lange, houten steel, die wordt gebruikt om de spaken in de naaf te slaan. Zie ook afb. 187. [N G, 40a]
II-12
|
32211 |
spaakkuil |
speekval:
spęjk˲vɛl (L289p Weert)
|
Kuil of put in de werkplaats van de wagenmaker van ongeveer 2 meter lang, 1 meter diep en 20 cm breed, die wordt gebruikt om spaken in de naaf te slaan. Aan de bovenzijde is de spaakkuil afgedekt met drie balken. De middelste daarvan wordt weggenomen als de spaakkuil wordt gebruikt. De naaf wordt draaibaar op de rand van de spaakkuil vastgezet met behulp van wiggen. Zie ook afb. 186. [N G, 8a]
II-12
|
19604 |
spaanderhouder, —bus |
snippenbakje:
15 cm breed, 30 cm hoog, met 2 verticale touwen waar de \'snuppe\' achter werden gestoken
snøpəbɛkskə (L289p Weert),
snippenbankje:
15 cm breed, 30 cm hoog, met 2 verticale touwen waar de \'snuppe\' achter werden gestoken
snøpəbɛŋkskə (L289p Weert),
snippenplankje:
15 cm breed, 30 cm hoog, met 2 verticale touwen waar de \'snuppe\' achter werden gestoken
snøpəplɛŋkskə (L289p Weert)
|
spaanderhouder
III-2-1
|