26142 |
binnenborst |
binnenborst:
benǝbǫrst (L289p Weert)
|
De binnenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1e]
II-3
|
32529 |
binnendeksel |
binnendeksel:
benǝdęksǝl (L289p Weert)
|
Tenen traliewerk onder het buitendeksel. Dat voorkomt dat de duiven ontsnappen, als de mand geopend wordt. Zie ook afb. 283. [N 40, 89]
II-12
|
22145 |
binnendeksel van een duivenmand |
binnendek:
binnendek (L289p Weert)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32531 |
binnendekseldeurtje |
deurtje:
%%de volgende opgaven zijn meervoud%%
dø̄rkǝs (L289p Weert)
|
Het deurtje in het binnendeksel waar men de duiven één voor één door naar buiten kan halen of in de mand kan plaatsen. Zie ook afb. 283. [N 40, 91; N 40, 92]
II-12
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
staldeur:
[stal]dø̄ǝr (L289p Weert)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
26322 |
binnenlui |
lier:
lir (L289p Weert),
luiwerk:
lø̜jwęrǝk (L289p Weert)
|
Het gedeelte van het luiwerk dat zich binnen in de molen bevindt. [N O, 25t]
II-3
|
19444 |
binnenplaats |
cour (fr.):
koer (L289p Weert),
plaats:
plaats (L289p Weert)
|
Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
26315 |
binnenreep, binnenketting |
binnenreep:
benǝri.p (L289p Weert),
gaffelreep:
gafǝlrēp (L289p Weert)
|
De luireep waarmee de zakken, binnen de windmolen, worden opgetrokken en neergelaten. Zie ook afb. 65. [N O, 25c]
II-3
|
26139 |
binnenroede |
binnenroede:
benǝrōj (L289p Weert)
|
De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c]
II-3
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
bonnetje (<fr.):
bonnetje (L289p Weert),
kalotje (<fr.):
kalotje (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|