e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnenborst binnenborst: benǝbǫrst (Weert) De binnenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1e] II-3
binnendeksel binnendeksel: benǝdęksǝl (Weert) Tenen traliewerk onder het buitendeksel. Dat voorkomt dat de duiven ontsnappen, als de mand geopend wordt. Zie ook afb. 283. [N 40, 89] II-12
binnendeksel van een duivenmand binnendek: binnendek (Weert) Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2
binnendekseldeurtje deurtje: %%de volgende opgaven zijn meervoud%%  dø̄rkǝs (Weert) Het deurtje in het binnendeksel waar men de duiven één voor één door naar buiten kan halen of in de mand kan plaatsen. Zie ook afb. 283. [N 40, 91; N 40, 92] II-12
binnendeur tussen woonhuis en stal staldeur: [stal]dø̄ǝr (Weert) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenlui lier: lir (Weert), luiwerk: lø̜jwęrǝk (Weert) Het gedeelte van het luiwerk dat zich binnen in de molen bevindt. [N O, 25t] II-3
binnenplaats cour (fr.): koer (Weert), plaats: plaats (Weert) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnenreep, binnenketting binnenreep: benǝri.p (Weert), gaffelreep: gafǝlrēp (Weert) De luireep waarmee de zakken, binnen de windmolen, worden opgetrokken en neergelaten. Zie ook afb. 65. [N O, 25c] II-3
binnenroede binnenroede: benǝrōj (Weert) De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c] II-3
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen bonnetje (<fr.): bonnetje (Weert), kalotje (<fr.): kalotje (Weert, ... ) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3