e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprenkelen met de wijwaterkwast zengelen: zaengele (Weert, ... ) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
spreuk spreuk: spruuk (Weert) Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt"? [spreuk] [N 102 (1998)] III-3-1
springen springen: sprīnge (Weert) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springlap bokkenlapje: bokǝlɛpkǝ (Weert) Lap of stuk zakkenstof onder de buik van een mannelijk schaap gebonden. Hierdoor verhindert men dat de bok kan dekken. [N 19, P 188 add.; monogr.] I-12
springzaad balsemien: ± Veldeke  balsemien (Weert) Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)] III-4-3
sprinkhaan hooispringer: hoeejspringer (Weert), hoeëjsprînger (Weert), hoijespringer (Weert), hooejspringer (Weert), predikant: add. bij L 318  spirtelkant (Weert), sprinkhaan: sprînkhaan (Weert) sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: sprôêtele (Weert), sprôêtels (Weert), sproeten: sproeete (Weert), sproet(e) (Weert), sproete (Weert), sprôête (Weert), sproetselen: sprootzele (Weert) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: hout rape (Weert), hout knippen: hout knippe (Weert), hout zoeken: hout zeuke (Weert) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje verhaaltje: verhölke (Weert), vertelseltje: vertelselke (Weert) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruitbalken: spruǝt˱bɛlǝk (Weert), spruiten: sproete (Weert), sprūtǝ (Weert), spruitjes: spruutjes (Weert, ... ), spruitkool: sproe‧tkoe‧l (Weert) De twee dwarsbalken - een korte en een lange - die door de molenkap lopen en daar aan weerszijden uitsteken. Aan de uiteinden van de spruiten zijn de schoren bevestigd. Zie ook afb. 25 en 26. [N O, 52a; Sche 27; A 42A, 86] || spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] II-3, III-2-3