e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steunhoutjes tussen steel en balk spanspieën: spanspei̯ǝ (Weert) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
steunklos klos: klǫs (Weert), steigerklos: [steiger]klǫs (Weert) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stevig, gezegd van voedsel machtig: machtig (Weert), stevig: steevig (Weert) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiefdochter stiefdochter: steefdochter (Weert, ... ) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: steefkinjer (Weert), cf. WNT s.v. "kind": "mv. kinderen; gemeenzaam kinders, gewestelijk nog kinder  steefkindjer (Weert), stiefkindjes: steefkindjes (Weert) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoder: steefmooder (Weert), stiefmoeder: steefmoder (Weert), steefmoeder (Weert), Ospel  steegmoôder (Weert) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: steefoajers (Weert, ... ), steefojjers (Weert), Ospel  steegaojers (Weert) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: steefvader (Weert, ... ) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: steefzoeën (Weert), steefzoon (Weert, ... ), Ospel  steegzoón (Weert) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem achterbaks: achterbaks (Weert), genieperig: genieperig (Weert), stiekem: stiekem (Weert, ... ), stiekum (Weert, ... ), stilletjes: stillekes (Weert, ... ) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4