32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
spanspieën:
spanspei̯ǝ (L289p Weert)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
29981 |
steunklos |
klos:
klǫs (L289p Weert),
steigerklos:
[steiger]klǫs (L289p Weert)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
machtig:
machtig (L289p Weert),
stevig:
steevig (L289p Weert)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
steefdochter (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
steefkinjer (L289p Weert),
cf. WNT s.v. "kind": "mv. kinderen; gemeenzaam kinders, gewestelijk nog kinder
steefkindjer (L289p Weert),
stiefkindjes:
steefkindjes (L289p Weert)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoder:
steefmooder (L289p Weert),
stiefmoeder:
steefmoder (L289p Weert),
steefmoeder (L289p Weert),
Ospel
steegmoôder (L289p Weert)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20338 |
stiefouders |
stiefouders:
steefoajers (L289p Weert, ...
L289p Weert),
steefojjers (L289p Weert),
Ospel
steegaojers (L289p Weert)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
steefvader (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
steefzoeën (L289p Weert),
steefzoon (L289p Weert, ...
L289p Weert),
Ospel
steegzoón (L289p Weert)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achterbaks:
achterbaks (L289p Weert),
genieperig:
genieperig (L289p Weert),
stiekem:
stiekem (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
stiekum (L289p Weert, ...
L289p Weert),
stilletjes:
stillekes (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|