28975 |
stiksteek |
stiksteek:
stekstēk (L289p Weert)
|
Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46]
II-7
|
23883 |
stille omgang |
stille omgang:
stille umgank (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
De Stille Omgang naar Amsterdam. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25212 |
stille regen |
zachte regen:
zoachte rengel (L289p Weert)
|
stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34018 |
stilstaan |
ho:
hō (L289p Weert)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
stinken:
stïnke (L289p Weert)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
± Veldeke
wrattekroeed (L289p Weert)
|
Stinkende gouwe (chelidonium majus 30 tot 90 cm grote, behaarde plant. De bladeren zijn diep ingesneden, soms bijna samengesteld, met grof gekartelde blaadjes, de onderkant is blauwgroen; de bloemen groeien in schermen, met 4 gele kroonbladeren en 2 spo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
31693 |
stobbe |
strobbel:
strobǝl (L289p Weert)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
19708 |
stoel |
stoel:
stōl (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
stoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
koeersteul (L289p Weert),
koerstool (L289p Weert)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19831 |
stoelpoot |
stumper:
stø.mpər (L289p Weert)
|
poot van stoel
III-2-1
|