18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (L289p Weert),
stool (<lat.):
stoeel (L289p Weert),
stool (L289p Weert),
WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.
stoeël (L289p Weert)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)] || stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
24995 |
stollen |
stollen:
stolle (L289p Weert)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kiesstölp (L289p Weert),
stolp:
stollep (L289p Weert),
stolp (L289p Weert)
|
kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
23446 |
stolp over een heiligenbeeld |
stolp:
stollep (L289p Weert),
stulp (L289p Weert)
|
Een stolp of stulp, een klokvormig glas over een kruis- of heiligenbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20877 |
stomdronken |
poepzat:
poepzaat (L289p Weert, ...
L289p Weert),
strontzat:
stroontzaat (L289p Weert),
zat zijn als een zwitser:
zat zijn als een zwitser (L289p Weert)
|
dronken [N 10 (1961)] || stomdronken || zeer zat zijn
III-2-3
|
28462 |
stomp staan |
afstompen:
āfstompǝ (L289p Weert)
|
Stomp afwerken van de onderzijde van de raat of raten door de bijen. Deze afstomping wijst erop, dat het bouwen voor het seizoen geëindigd is. Het is een zeker teken van zwermplannen van het volk. [N 63, 16d; N 63, 16c]
II-6
|
22536 |
stompe eind van een ei |
ronde kant:
ronde kent (L289p Weert)
|
Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf (L289p Weert),
paf stoan (L289p Weert)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19897 |
stoof, voetenverwarmer |
lolstoof:
loͅl.stuəf (L289p Weert)
|
voetstoof
III-2-1
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
stoof (L289p Weert)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|