20589 |
tabakssap |
smork:
smōrrek (L289p Weert)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabernakel (L289p Weert),
tebernakel (L289p Weert)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
taofel (L289p Weert, ...
L289p Weert),
tōͅfəl (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert,
L289p Weert)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20152 |
tafelbroeder; niet te gebruiken |
tafelbroer:
toafelbroor (L289p Weert)
|
tafelbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23711 |
tafelgebed |
beden voor en na het eten:
baeje vuur en noa et aete (L289p Weert),
tafelgebed:
taofelgebed (L289p Weert)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19764 |
tafelkleed |
tafellaken:
tōͅfəllākə (L289p Weert)
|
tafelkleed
III-2-1
|
26135 |
tafelment |
tafelment:
tǭfǝlmę.nt (L289p Weert)
|
Horizontaal samenstel van platen en balken waarmee de hoekstijlen van een achtkant op diverse hoogtes worden verbonden. Zie ook afb. 34. [N O, 58e]
II-3
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
taofelmes (L289p Weert),
toafelmes (L289p Weert)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20153 |
tafelzuster; niet te gebruiken |
tafelzuster:
toafelzöster (L289p Weert)
|
tafelzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
dikke tak [DC 25 (1954)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|