e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tanden van de hooihark reketanden: rē̜kǝtaŋ (Weert), tanden: taŋ (Weert) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tandpijn tandpijn: tandpien (Weert, ... ) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandrad, tandwiel tandwiel: tantwil (Weert) Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.] II-11
tandvlees tandvlees: ta:ndvleis (Weert), tandvleis (Weert, ... ), tââendvleis (Weert) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tandwielpal klepje: klɛpkǝ (Weert) Een aan de voorzijde afgeschuind palletje dat door middel van een veer tussen de tanden van het tandwiel wordt gedrukt wanneer dit achteruit draait. [N 33, 243] II-11
tangbeen been: bęjn (Weert) Elk van de beide delen van een tang waarbij men deze vastpakt en waarmee men druk uitoefent. Zie ook afb. 145. [N 33, 186] II-11
tangbek bek: bɛk (Weert) Het grijpende en/of snijdende gedeelte van een tang. Zie ook afb. 145. [N 33, 184] II-11
tangenrek tangenrek: taŋǝrɛk (Weert) IJzeren rek om tangen in op te bergen. Zie ook afb. 40. [N 33, 182] II-11
tangring, tanghaak ring: reŋk (Weert) Platte ring of haak waarmee de tangbenen van een smidstang gesloten gehouden worden. In Q 83 gebruikte men hiervoor ook wel het lid van een ketting. [N 33, 187] II-11
tangscharnier scharnier: sxǝrnēr (Weert) Het gedeelte van de tang waar de tangbenen draaibaar met elkaar verbonden zijn. Zie ook afb. 145. [N 33, 185] II-11