e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tot roven aanzetten giftig maken: geftex mākǝ (Weert) Het door de imker uitgelokte roven. Soms weten imkers hun bijen bewust tot roven te brengen om daardoor zwermen van anderen te bemachtigen. In feite is dit diefstal. De informant uit L 333 zegt dat wel wordt beweerd dat dit aanzetten tot roof gedaan wordt, maar hij vindt het zelf nonsens. Een middel tot prikkelen zou volgens informanten alcohol, oude honing, suikerwater of kunstvoer kunnen zijn. [N 63, 67d; N 63, 67e] II-6
touw om het hooi vast te sjorren lijn: līn (Weert) Zowel om de hooiboom aan de kar vast te sjorren, alsook om de lading zelf vast te zetten als er geen hooiboom op de lading werd gelegd, werden er doorgaans twee lange stevige touwen gebruikt. Het één werd aan de voorkant van de wagen aan één van de burries (of aan beide) vastgemaakt, of aan een speciaal daartoe aangebrachte ijzeren pin of ring. Aan de achterkant van de wagen werd het touw ofwel ook aan een haak of ring vastgezet en dan door middel van een blok of klos aangespannen of met een knevel aangedraaid, ofwel werd het door een soort windas gehaald, de vregelpaal die onder in de bak van de kar was gemonteerd en dan vast aangedraaid met de vregelstok; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''.' [JG 1d, 2c; A 34, 8 en 12a; add. uit N 17, 71; N 18, 140; A 34, 7, 9 en 12b; Gwn 7, 11; monogr.] I-3
touwslager zeeldraaier: zē̜ldrɛjǝr (Weert) Persoon die op ambachtelijke wijze touwen maakt. [N 48, 1; monogr.] II-7
touwtjespringen zeeltjespringen: zélke sprînge (Weert), gawkletske: 2 meisjes draaien springtouw zo snel mogelijk rond en t meisje dat springt moet proberen niet af te raken  zeilke sprînge (Weert) touwtje springen [SND (2006)] || Touwtje springen. III-3-2
touwtjespringen add. gauwkletsje: gawkletske: 2 meisjes draaien springtouw zo snel mogelijk rond en t meisje dat springt moet proberen niet af te raken  gawkletske (Weert) springtouwspel [SND (2006)] III-3-2
traag langzaam: langsaam (Weert), lui: lui-j (Weert), traag: troag (Weert) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] III-1-4
traag praten trekken: trekke (Weert), zeveren: zeivere (Weert) traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)] III-3-1
trage vrouw trut: trut (Weert) een domme trage vrouw [sarut, sara] [N 85 (1981)] III-1-4
traktatie bij het plaatsen van de mei pannenbier: pannebeer (Weert) De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)] III-3-2
tranende ogen leepogen: met leepouge (Weert), loopogen: laupauge (Weert), zijpogen: ziepouge (Weert), zieëp-auge (Weert), zîêpauge (Weert), Wordt echter vooral gezegd van slaperige ogen.  sie.pauge (Weert) leepogig [SGV (1914)] || oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1