e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterglas glas: glās (Weert), ruit: rū.t (Weert) Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 √† 2 mm, dubbeldik: 3 √† 4 mm en tripel 4 √† 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.] II-9
vensterluiken blinden: ble.ndjǝ (Weert), luiken: lū.kǝ (Weert), vensters: ve.nstǝrs (Weert  [(gewoonlijk met een hartvormig uitgezaagde opening waardoor licht viel)]  ) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
ventilatiepan ventilatiepan: ventilatiepan (Weert  [(modern)]  ), vɛntilāsipan (Weert) Dakpan met een ventilatie-opening. Een dergelijke opening werd in Q 202 een loftlok (loflǭk) genoemd. [N 32, 45a] II-8
venweide natte wei: nātǝ węi̯ (Weert) Weiland aan of rondom een ven. [N 27, 23c] I-8
veranderen veranderen: verangere (Weert) anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)] III-4-4
verbergen verbergen: verberrege (Weert) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verbeterde pan sluitpan: slūtpan (Weert), tuile-tje: tȳlkǝ (Weert  [(id)]  ) Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.] II-8
verbeuzelen verzaniken: verzanikke (Weert) zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
verbinden van een wonde verbinden: verbi.nge (Weert) verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)] III-1-2
verbindingspennen deuvels: dȳvǝls (Weert), gudpin (enkelv.): gø̜tpen (Weert) De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d] I-13