e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegend ongedierte beesten: WLD  biëste (Weert), vliegjes: WLD  vleegskes (Weert) vliegend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
vliegennet vliegennet: vlēgǝnɛt (Weert) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vliegenraam, hor hor: hor (Weert), hortje: hortje (Weert), hoͅrtjə (Weert, ... ), vliegenraam: vleegeraam (Weert, ... ) Hoe noemt u een scherm van groene metaaldraad in open ramen om vliegen buiten te houden? (vliegenraam, hor) [N 104 (2000)] || sierhor voor raam || Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)] || vliegengaas, hor III-2-1
vlieger vliegaard: vleegeert (Weert), vlieger: vlēgǝr (Weert), /  vleeger (Weert) Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en uitsluitend vliegbijen. Op het moment van een goede dracht, bijvoorbeeld rond de middag, haalt de imker het raam met daarop de koningin, uit de kast waarvan hij een kunstzwerm wil maken en hangt die in het midden van de lege kast (Eeckhout, pag. 148). Daarnaast worden ramen met uitlopend broed, uitgebouwde ramen en waswafelramen geplaatst. De moederkast, de kast waaruit raam met koningin werd genomen, wordt op een willekeurige plaats gezet. De vliegbijen zullen naar de kast met koningin vliegen, zodat deze kast sterk bevolkt zal worden. De moederloze kast, afkomstig van een eveneens sterk volk, wordt door de imker aangezet tot broeden en groeit zo weer uit tot een sterk volk. [N 63, 92a] || vlieger [SND (2006)] II-6, III-3-2
vliegezwam duivelshoed: ± Veldeke  duuvelshoed (Weert) Vliegenzwam: een giftige paddestoel met een melkblanke steel, een helrode tot oranje hoed met witte schubjes, een kraag om de steel en een gerande knol; insekten sterven als zij erop gaan zitten (vliegendood, vliegenkampernoelie, duivelskers). [N 92 (1982)] III-4-3
vlieggat, vliegspleet tijlgat: tø̄lgaǝt (Weert), tēlgā.t (Weert), tēlgāt (Weert), tijlkot: tēlkuǝt (Weert), tijlsgat: tēlsgāt (Weert) Opening aan de voorkant van korf en kast waardoor de bijen in en uit kunnen vliegen. Een vlieggat moet niet te hoog van de grond zijn en liefst niet gericht op de koudste windrichting. ''s Winters kan men het vlieggat in de korf dichtmaken met een rolletje stro met wilgebast omwonden. In de moderne kast werkt men met een vlieggatschuif om de vliegspleet af te sluiten. Wat betreft het woordtype "tijlgat" zij opgemerkt dat het woorddeel "tijl" moeilijk eenduidig is te etymologiseren. Bij het kiezen van de woordtypen heeft de redactie de verschillende verklaringen in het midden gelaten. Het grondwoord is ''ijlgat''. Met het voorafgaande lidwoord ''het'' werd de uitspraak door metanalyse ''tijlgat''. Dus ''tijlgat'' is ontstaan uit ''het ijlgat''. Of in dit lemma alle varianten van ''tijl-'' als metanalyse van ''het ijl-'' geīnterpreteerd kunnen worden, blijft echter een vraag. [N 63, 5a; N 63, 10b; N 63, 5b; Ge 37, 15; monogr.] II-6
vliegplank loopplankje: lǫwǝpplɛŋkskǝ (Weert  [(alleen bij de kast)]  ), vliegplank: vlēxpla.ŋk (Weert) Aan- en uitvliegplank bij korf en kast. Onder het vlieggat maakt men een smal loopplankje waarop de bijen kunnen lopen bij het in- en uitgaan van de korf of kast. Aan de vliegplank kan de imker in korte tijd constateren of een bijenvolk gezond is of ziektes heeft. Hij kan bepalen of er al of niet dracht is, of er roverij plaatsvindt, en hij kan aan de vliegplank vele andere observaties doen. Immers, hij moet vermijden vaak in de korf of kast te gaan, daar dit tijd en honingverlies kost en teveel verstoring in de korf veroorzaakt. [N 63, 5b; N 63, 10a; Ge 37, 28] II-6
vliegwiel vliegwiel: vlēxwil (Weert) Zwaar, metalen wiel dat door zijn draaiing een machine telkens door het dode punt moet brengen. [N 33, 280b] II-11
vlier vlierboom: -  fleerboum (Weert, ... ), vlierenboom: -  fleere-boum (Weert), vlierenstruik: flierestroêk (Weert), alshet struik is  fleere-stroek (Weert), vlierstruik: -  fleerstroeëk (Weert) vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] || vlierstruik III-4-3
vlierbes beer: -  bier (Weert), vlierbeer: -  fleerbie-ere (Weert), fleerbieëre (Weert), vlierenbeertje: -  fleere-bierkes (Weert) vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3