e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliering hanenzolder: hanezölder (Weert), vliering: vleering (Weert) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] III-2-1
vlies in een vrucht vliesje: ± WLD  vleeske (Weert) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlik vlik: vlek (Weert) Een dun afgestoken stukje veen of heigrond of een zode van buntgras met losse turf vermengd. Vergelijk het lemma ''heiturf''. [N 27, 39h; I, 37] II-4
vlinder reipstaart: reipstert (Weert), snuffelter: snuffelter (Weert, ... ), snuffelter’ (Weert), snuffeltèr (Weert), snøfəltɛ.r (Weert), uit fiches PG, check opgave verder  snufəltər (Weert), vroeger  snuffelter (Weert), vlinder: vlinder (Weert, ... ), thans  vlinder (Weert) vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuke (Weert), nondejuuke (Weert), Uitsl. verkl.  nondedjuuke (Weert), strikje: strikske (Weert) vlinderdasje, vadermoordenaar || vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloeëj (Weert), vloi (Weert), vlòj (Weert), WLD  vloe‧j (Weert) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleu: vleu (Weert), vloei: vluĕj (Weert) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloed, hoogtij hoogtij: hōēgtig (Weert), opkomen: opkoame (Weert), wassen: wasse (Weert) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloeiweide wetering: wetering (Weert) Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58] I-8
vloek godver: godver (Weert, ... ), nondeju: nondedjuu (Weert), nondeju (<fr.): nondedjuu (Weert), vloek: vloek (Weert), vlook (Weert, ... ) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] || een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3