e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vloeken een opzetten: einen opzette (Weert, ... ), foeteren: Van Dale: foeteren, 1. (gemeenz.) knorren, mopperen, zijn ongenoegen te kennen geven; -(sterker) uitvaren, vloeken en razen.  foetere (Weert), godveren: godverre (Weert, ... ), sakkeren: sakkere (Weert, ... ), vloeken: vlooke (Weert, ... ) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloekje vloekje: vleukske (Weert) Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)] III-3-3
vloer vloer: vlūr (Weert) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vloerbalk onderbalk: ǫŋǝrbalǝk (Weert) De onderste horizontale balk in het stormeinde en eventueel ook in de voorweeg, ter hoogte van de meelzolder. Zie ook afb. 14. [N O, 44e] II-3
vloermortel cementpap: sǝmęntpap (Weert) Mortel voor het leggen van een gladde vloerlaag. Volgens de invuller uit Q 83 werd de 'chape' ('šap') samengesteld uit 'Rijnzavel' ('ręjnzǭvǝl') en 'cement' ('sǝm'nt'). Wanneer de vloer met parket belegd moest worden werd er kurk door de mortel gemengd. Daardoor kon er later beter in de vloer gespijkerd worden. Ook in P 176 werd vloermortel aangemaakt met 'Rijnzavel' ('rē̜nzǭvǝl') en 'pure cement' ('pȳrǝ sǝm'nt'). In L 318b werd een gestorte cementvloer 'de dek' ('dǝn dęk') genoemd. In Q 111 en Q 113 bestond een betonnen vloer uit twee lagen. De gladde bovenlaag, de 'fijne schicht' ('fīn šix') werd met cementmortel gemaakt. De term 'schuurspijs' werd in Q 19 zowel gebruikt voor mortel voor het afwerken van muren als van vloeren. Wanneer het de afwerking van een muur betrof werd de mortel opgeschuurd met een houten 'plets' ('pl'tš'), terwijl de vloer met een stalen 'gletter' ('gl'tǝr') gelijk gemaakt werd. Zo'n 'gletter' voor de vloer was soms een meter lang. 'Schuurspijs' werd verwerkt door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38f; monogr.] II-9
vloerplanken vloerpanken: vlūrplɛŋk (Weert) De van messing en groef voorziene planken waarmee een houten vloer gelegd wordt. Zie ook het lemma 'Houten vloer'. [N 32, 21b; monogr.] II-9
vloertegel plavuis: pləvy(3)̄s (Weert) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1
vlooien vlooien: vluuj (Weert) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: vlooien [N 93 (1983)] III-3-2
vlug geviefd: gevieftj (Weert) vlug III-1-4
vlug lopen de hakken erin hebben: B.v. Sjeng haaj dur de hakke in (= liep heel hard).  dur de hakke in (Weert), de hakken inzetten: de hakke in zette (Weert, ... ), drie gaan: driej gaon (Weert), eruit naaien: i.e. hard weglopen.  dur oet neijje (Weert), knoerhard lopen: knoerhaaërd loupe (Weert), i.e. geweldig hard lopen.  knoerhaaërd loupe (Weert), rennen: renne (Weert, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)] III-1-2