21963 |
voedermengsel voor duiven in de kweekperiode (vroeger) |
kweekvoeder:
kwieekvoor (L289p Weert)
|
Hoe noemde men vroeger, toen de duivenvoeders nog niet fabrieksmatig bereid werden, het speciale voedermengsel voor duiven in de kweekperiode [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21964 |
voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen (thans) |
zuiveringsvoeder:
zuuveringsvoor (L289p Weert)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in het vluchtseizoen gedurende de twee eerste dagen van de week na een vlucht [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22072 |
voedermengsel voor duiven in ruitijd (thans) |
ruivoeder:
rò-jvoor (L289p Weert),
ruizelvoeder:
ruuzelvoor (L289p Weert)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in de ruitijd [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22070 |
voedermengsel voor jonge duiven (thans) |
jonge-duivenvoeder:
jong doeeve-voor (L289p Weert)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor jonge duiven [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22074 |
voedermengsel voor superprestaties (thans) |
vliegvoeder:
vleegvoor (L289p Weert)
|
Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor superprestaties [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34287 |
voedermik |
roerder:
rø̜rdǝr (L289p Weert)
|
Een korte, houten gaffel waarmee men het veevoer in de koe- of varkensketel roert. [N 18, 31; monogr.]
I-11
|
33268 |
voederwikke |
troog:
troog (L289p Weert),
wikke(n):
wekǝ (L289p Weert)
|
Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24]
I-5
|
20483 |
voedsel |
bik:
bik (L289p Weert),
eten:
aete (L289p Weert),
èèəte (L289p Weert),
kost:
Verklw. kösje Köstelik: kostelijk
kost (L289p Weert),
menagie:
Menaazieklep: mond (kazernetaal)
menaazie (L289p Weert),
voedsel:
voodsel (L289p Weert),
voer:
voor (L289p Weert, ...
L289p Weert),
vreten:
vrieəte (L289p Weert)
|
dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] || het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)] || kost || voedsel || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)]
III-2-3, III-4-1
|
30159 |
voeg |
voeg:
vux (L289p Weert),
vōx (L289p Weert)
|
De ruimte tussen de metselstenen van een bouwwerk die met voegmortel wordt gevuld. Men onderscheidt doorgaande voegen in de lengterichting van het metselwerk, de lintvoegen, en de voegen die daar loodrecht op staan, de stootvoegen. [N 32, 29a; monogr.]
II-9
|
30158 |
voeger |
voeger:
vugǝr (L289p Weert),
vōgǝr (L289p Weert)
|
De arbeider die op de bouwplaats de voegwerkzaamheden verricht. [N 30, 3b; monogr.]
II-9
|