e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuistslag op de rug stomp: stomp (Weert) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
vulketel goteling: gȳtǝleŋ (Weert) Het gereedschap waarmee de vaten aangevuld worden. [N 35, 77] II-2
vulstok, vulijzer vulstek: vø̜lstɛk (Weert) Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42] II-10
vulstukken, wiggen spie-/spijstukken: spe.jstø̜kǝ (Weert), spieën/spijen: spi.jǝ (Weert), vullingstukken: vø̜leŋstø̜kǝ (Weert) De stukken hout waarmee de ruimte tussen de molenas en de kruisarmen wordt opgevuld. Zie ook afb. 50. [N O, 11g; A 42A, 10; N O, 11h] II-3
vuur vuur: vø&#x0304.r (Weert) vuur III-2-1
vuurkuil vuurkuil: vø̄rkul (Weert) Een open vuur in de buitenlucht waarin de wielband verhit wordt. Door de hitte van het vuur zet het ijzer uit waardoor de omtrek van de wielband vergroot wordt en de wielband om de velg gelegd kan worden. Diverse smeden merkten opdat zij dit werk in de smidse op het smidsbed verrichtten. Vaak werd daarbij gebruik gemaakt van twee smidsvuren. In Q 111 bestond de vuurkuil uit een cirkelvormig gat dat in de grond was uitgegraven. In de vuurkuil werden tot 6 karhoepels tegelijk op elkaar liggend op een houtvuur verwarmd. Ook de smid uit Q 83 vermeldde het gebruik van hout. Op deze wijze konden gelijktijdig veel wielbanden heet gemaakt worden zonder dat deze verbrandden. In L 424 werden gedroogde zoden van hei en gras gebruikt bij het gloeiend maken van de wielband. Men noemde die schabberten (sabdrtd) In Q 5 werd de hoepel tegelijkertijd door twee vuren geschoven. Het opwarmen van de band ging op deze wijze sneller. Het opgewarmde deel werd, om afkoeling tegen te gaan, vroeger bedekt met turf, later met houtschavelingen. [N 33, 7] II-11
vuurslag ketserd: ketsert (Weert) slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)] III-2-1
vuursteen vuursteen: veurstein (Weert) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
vuurtang, sinteltang vuurtang: vø&#x0304rtaŋ (Weert) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurtest tondelpot: tontəlpoͅt (Weert) tondelpot III-2-1