e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasvrouw wasvrouw: wasvrouw (Weert, ... ) Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)] III-2-1
water opbrengen pompen: pompen (Weert) Beslagwater in de beslagkuip brengen. [N 36, 35a; monogr.] II-2
waterblaas waterblaas: wātǝrblǭs (Weert) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdamp, wasem damp: da.mp (Weert), da⁄mp (Weert), stoom: stoum (Weert), wasem: wāsəm (Weert) damp [ZND 33 (1940)] || wasem, damp || Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdichte laars lieslaars: leeslaars (Weert), waterstevel: watersteevel (Weert) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterdorpel dorpel: darǝpǝl (Weert), dɛrpǝl (Weert), raamdorpel: rāmdø̜rpǝl (Weert) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterhoen modderkuiken: modderkuûk (Weert), schuimeend: schoêmaentj (Weert), schuimeendje: schoemaentje (Weert), waterhennetje: waaterhinneke (Weert) waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterhol waterhol: waterhol (Weert), zwak deel: zwāk dęjl (Weert) Uitholling in de molenas tussen askop en hals. Het waterhol dient om te beletten dat bij nat weer water langs de as naar binnen loopt. [N O, 10j] II-3
waterige kost schraal: schraol (Weert), slobber: slóbber (Weert) slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)] III-2-3
waterketel brouwketel: brǫwkiǝtǝl (Weert) De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27] II-2