e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wegwijzer handwijsder: ha‧ndwieesder (Weert), wegwijsder: wieegwieesder (Weert) een plank, bord, enz. met de richting van de weg, de afstand enz. (hand, handwijzer, wegwijzer) [N 90 (1982)] III-3-1
wei band: bānjtj (Weert), groes: grōs (Weert), kaaswei: kiǝswęi̯ (Weert), wei: wē̜i̯ (Weert), węi̯ (Weert, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weigerachtig weigerachtig: weigerechtig (Weert) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weiland in het algemeen wei: węi̯ (Weert), weiland: węi̯lānt (Weert) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
weinig voederen krap voederen: krap voore (Weert) Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)] III-3-2
weken roeren: rø̄rǝ (Weert) Het graan onder water houden teneinde kieming mogelijk te maken. De invuller uit P 180 merkt op dat dit weken een dag of drie duurt. [N 35, 9; N 35, 10; monogr.] II-2
welbespraakt brutaal persoon frechmuil: frekmoel (Weert), grootmuil: groeetmoel (Weert), mondfiat: montfiejat (Weert), mo‧ndfiat (Weert) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] || welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welbespraakt zijn een goede muil aan hebben: hieet een gooj moel aan (Weert, ... ) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] || welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welblad welplast: węlplast (Weert) Lasmiddel, bestaande uit ijzergaas dat overtrokken is met een hardgeworden massa waarin veel borax zit. Het welblad wordt tussen de twee aan elkaar te wellen stukken gelegd. Het geheel wordt vervolgens met hamerslagen met elkaar verenigd. Volgens de invuller uit Q 5 wordt welplaat alleen bij het wellen van licht hardbaar koolstofstaal gebruikt. [N 33, 193; N 33, 340] II-11
welig groeiend gelp: gêlp (Weert), ± WLD  gellep (Weert) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] || welig groeiend III-4-3