24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
papenkul:
± Veldeke
papeköl (L289p Weert)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijm:
± WLD
tieem (L289p Weert)
|
Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34194 |
wilde zucht |
zucht:
zucht (L289p Weert)
|
Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7]
I-11
|
24557 |
wilg (alg.) |
gewone wilg:
-
gewone wilg (L289p Weert),
wijde:
-
wiej (L289p Weert),
wijdenboom:
wi-jjeboûm (L289p Weert),
wi‧je(baum) (L289p Weert),
-
weejeboum (L289p Weert),
weejebuim (L289p Weert),
wijdenhout:
-
weejehout (L289p Weert)
|
wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
kétje (L289p Weert),
± WLD
keje (L289p Weert)
|
De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || katje, vruchtbeginsel ve wilgetak
III-4-3
|
24628 |
wilgensoorten |
kruipwilg:
is mij wel bekend, maar de naam hoort men bij de bevolking niet
kruipwilg (L289p Weert),
treurwilg:
-
treurwilg (L289p Weert)
|
wilgensoorten [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24519 |
wilgenteen |
wis:
± WLD
wis (L289p Weert)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
wille (L289p Weert)
|
willen
III-1-4
|
17596 |
wimper |
oogsplimp:
augsplumpe (L289p Weert),
ouchsplump (L289p Weert, ...
L289p Weert),
òugsplumpə (L289p Weert),
wimper:
wumper (L289p Weert)
|
ooghaar [DC 01 (1931)] || wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
poepje:
puupke (L289p Weert),
scheet:
schieët (L289p Weert),
veest:
vieest (L289p Weert),
wind:
windj (L289p Weert)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|