25208 |
windstilte |
geen wind:
geine windj (L289p Weert),
het windt niet:
⁄t wintj neet (L289p Weert),
stil (weer):
stil (L289p Weert, ...
L289p Weert),
stil waer (L289p Weert)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
26043 |
windwijzer |
windwijzer:
wentjwizdǝr (L289p Weert)
|
De windwijzer in de vorm van een haan, een vaan etc, die boven op de molenkap is geplaatst. Zie ook afb. 19. [N O, 45f]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windzuiger:
wentjzȳ.gǝr (L289p Weert)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkel hoaje (L289p Weert),
wi‧nkel (L289p Weert)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] || winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21778 |
winkel drijven |
winkel houden:
winkel hoaje (L289p Weert)
|
winkel drijven [N 102 (1998)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
haksgat:
haksgaat (L289p Weert),
winkelhaak:
weŋkǝlhōk (L289p Weert),
weŋkǝlhǭk (L289p Weert, ...
L289p Weert),
winkelhoak (L289p Weert)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || winkelhaak in stof
II-11, II-9, III-1-3
|
22770 |
winnen |
winnen:
winne (L289p Weert)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
23112 |
winnen add. |
haalover zijn:
B.v. Zij meenden dat zij hoolöver waren, d.i. dat zij gewonnen waren, dat ze boven waren. Geh. Weert. Hoolöver schreeuwt men aan de Maas, om den veerman te verwittigen. (t Daghet in den Oosten XI, 35)
haalover zijn (L289p Weert)
|
z. toel.
III-3-2
|
21881 |
winst |
profijt:
profiet (L289p Weert),
winst:
winst (L289p Weert)
|
de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18676 |
winterkleren |
wintergoed:
wintjergood (L289p Weert),
winterkleren:
wintjerkleier (L289p Weert)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|