e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisvoet stek: stɛk (Weert), voet: vōt (Weert) De onderkant van een wis. [N 40, 28] II-12
wit halsboordje band: NO: bântj.  bânt (Weert), wit bandje: wit bentje (Weert), wit kraagje: wit krègske (Weert) band, boord || wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Weert) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit werk witte manden: wetǝ maŋǝ (Weert) Vlechtwerk dat van witte wissen gemaakt wordt. Zie ook het lemma ɛwitte wissenɛ.' [N 40, 22] II-12
wit zand, stooizand strouwzand: strowza⁄nd (Weert), witte zand: witte za⁄nd (Weert) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witlof brussels lof: brussels louf (Weert), lof: loûf (Weert), suikerij: sókkeri-j (Weert) witlof I-7
witte aalbes witte aalberen: witte aolbie-ere (Weert), witte beertjes: witte bierkes (Weert), witte bierkus (Weert), witte lievrouwbeertjes: witte Leevrouw-bierkus (Weert) [DC 13 (1945)] I-7
witte abeel belenboom: baeleboûm (Weert), ± WLD  baeleboum (Weert) abeel, zilverpopulier || De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)] III-4-3
witte donderdag witte donderdag: witte donderdig (Weert), witte donnerdeg (Weert) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kaas, wrongel fluiterd: fluitert (Weert), fluitkaas: fluitkieës (Weert), kattenkaas: kattekieës (Weert), kattekìees (Weert), platte kaas: platte kieës (Weert, ... ), platte kīēəs (Weert) fluitkaas || hang-op, fluitkaas || hangop || hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3