33988 |
borstnet |
borstnet:
bǫrstnęt (L289p Weert)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
bǫrstrēm (L289p Weert)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borsrok (L289p Weert),
borstrok (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert),
hemdrok:
hêmprok (L289p Weert),
lijfje:
Uitsl. verkl.
liefke (L289p Weert)
|
borstrok || borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || borstrok, warme wollen onderkleding
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
borstrok:
borstrok (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
borstrok:
borstrok (L289p Weert, ...
L289p Weert,
L289p Weert)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
broche (fr.):
Vgl. Fr. broche.
brosj (L289p Weert),
sierspeld:
sierspel (L289p Weert),
sluitspang:
sloetspang (L289p Weert),
sluitspeld:
sloétspe͂l (L289p Weert)
|
broche, sierspeld || speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
hartje:
hertje (L289p Weert),
hartlapje:
hertlepke (L289p Weert)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
borstgetuig:
bǫrst˲gǝtȳx (L289p Weert)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (L289p Weert)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29975 |
borstwering |
borstwering:
bǫrstwēreŋ (L289p Weert),
rugleuning:
rø̜klø̄neŋ (L289p Weert),
valplank:
valplaŋk (L289p Weert),
veiligheidsplank:
veiligheidsplank (L289p Weert)
|
Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|