e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

Gevonden: 7826
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidszwerm bruid(s)zwerm: bru.tszwɛrǝm (Weert) Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c] II-6
bruiloft bruiloft: broeeleft (Weert), broeluft (Weert), broêleft (Weert), 1a-m; 22, 29b;  brōēluft (Weert) bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] III-2-2
bruine gebreide dameskous bruine kous: broen kouse (Weert), hoos: hōāze (Weert) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brullen: brølǝ (Weert) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte brul zijn: (de koe is) brøl (Weert) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: astra‧nt (Weert, ... ), he es astrant (Weert), brutaal: brutaal (Weert), frech (du.): frech (Weert), vreg (Weert), vrek (Weert), onbeschoft: onbeschoftj (Weert), rechtuit: rechtoet (Weert), vrij: vri‧j (Weert) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1
buffwerk buffwerk: bøfwɛrǝk (Weert) Werk dat van buffwissen gemaakt wordt. Zie ook het lemma ɛbuffwisɛ.' [N 40,4; monogr.] II-12
buffwis buff: bøf (Weert), buffhout: bøfhǫwt (Weert), buffwis: bøfwes (Weert) De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.] II-12
bugel bugel: buugel (Weert) Het blaasinstrument zonder ventielen, met een zachte toon [hoorn, waldhoorn]. [N 90 (1982)] III-3-2
bui, regenbui bijs: bies (Weert, ... ), (meervoud: beeze; verkleinwoord: beeske).  bees (Weert), boes: ps. blz. 69 van deel 2 (N-W).  boes (Weert), bui: buj (Weert, ... ), regenbui: rèngelbuj (Weert), schoer: schoor (Weert) bui [SGV (1914)] || bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4