19719 |
zolder |
zolder:
zøldər (Q278p Welkenraedt)
|
zolder [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
19491 |
zolderkamer |
overste zolder:
øvəštə zøldər (Q278p Welkenraedt)
|
zolderkamer [ZND m]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜mǝ (Q278p Welkenraedt)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
28991 |
zoom |
zoom:
zōm (Q278p Welkenraedt)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
jong:
jóng (Q278p Welkenraedt),
kind:
kenk (Q278p Welkenraedt),
zoon:
zóón (Q278p Welkenraedt)
|
zoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
spaarzaam:
hèe is spaarzaam (Q278p Welkenraedt)
|
Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
20336 |
zuster |
zuster:
zeuster (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt),
zèster (Q278p Welkenraedt),
zéústər (Q278p Welkenraedt),
zøster (Q278p Welkenraedt),
zø̄stər (Q278p Welkenraedt)
|
zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)]
III-2-2, III-3-3
|
20626 |
zuurdeeg |
desem:
dēsǝm (Q278p Welkenraedt)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
dēsəm (Q278p Welkenraedt)
|
zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoermoos (Q278p Welkenraedt),
zūr mōs (Q278p Welkenraedt),
zūrmōs (Q278p Welkenraedt)
|
zuurkool [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|