e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwager schoonbroer: scheunbroor (Welkenraedt, ... ), schönbroor (Welkenraedt, ... ), zwager: sjóógər (Welkenraedt, ... ) schoonbroeder [ZND 06 (1924)] || schoonbroer/-broeder [ZND 11 (1925)] III-2-2
zwak, slap zwak: Niet sterk.  schwak (Welkenraedt) Zwak (uitspraak en bet). [ZND 08 (1925)] III-1-1
zwarte bes wiemelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  wimele (Welkenraedt), zwarte wiemelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  zwatte wimele (Welkenraedt) zwarte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
zwavelx solfer: solfer‧ (Welkenraedt) zwavel [ZND 08 (1925)] III-4-4
zweep smik: smek (Welkenraedt) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwellen zwellen: šwelə (Welkenraedt) zwellen [ZND 25 (1937)] III-1-2
zwemmen zwemmen: sjwömə (Welkenraedt) zwemmen [RND] III-3-2
zweren zweren: dōrop wél ich schwére (Welkenraedt) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren etteren: die wōnder is aan `t étere (Welkenraedt) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2
zweten zweten: gezwet (Welkenraedt) wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] III-1-2