24862 |
dolle kervel |
scheerling:
scherling (Q278p Welkenraedt),
šērleŋ (Q278p Welkenraedt),
wilde kervel:
welǝ kęrvǝl (Q278p Welkenraedt)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)]
I-5, III-4-3
|
17908 |
dompelen |
in het water soppen:
ps. letterlijk overgenomen.
in ḍe water sŏppe (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt),
soppen:
in de water sŏppe (Q278p Welkenraedt)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)]
III-1-2, III-4-4
|
25120 |
donderen |
donderen:
dondere (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt),
du̞ndərə (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
donder (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt),
du̞ndər (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
duister:
dūster (Q278p Welkenraedt),
dy(3)̄stər (Q278p Welkenraedt)
|
(`t is hier) donker [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôêt (Q278p Welkenraedt)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
doed (Q278p Welkenraedt),
dôet (Q278p Welkenraedt)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
17787 |
doof |
doof:
hej is zoo doof wie en ŭll (Q278p Welkenraedt),
hej is zoo doof wie en vésch (Q278p Welkenraedt),
ə is əzuə dōf wi ən yl (Q278p Welkenraedt)
|
hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
34537 |
dooier |
(het) dool:
dǭl (Q278p Welkenraedt),
eierdool:
eǝrdǭl (Q278p Welkenraedt),
ęi̯ǝrdō√íl (Q278p Welkenraedt)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20397 |
doopjurkje |
doopmantel:
do:pma.ntəl (Q278p Welkenraedt)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|