34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q278p Welkenraedt)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18274 |
gesteven hemd |
gestijfd hemd:
e gestieft hemt (Q278p Welkenraedt)
|
een gesteven hemd [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətrówdə vrów (Q278p Welkenraedt)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
17808 |
geven |
geven:
gēͅvə (Q278p Welkenraedt)
|
geven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
blàs gezicht (Q278p Welkenraedt),
gezecht (Q278p Welkenraedt)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gemad:
gǝmat (Q278p Welkenraedt)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
32604 |
gier, mestwater, beer |
mestpoel:
[mest]pō ̝l (Q278p Welkenraedt),
mestwater:
[mest]wā.tǝr (Q278p Welkenraedt),
zeikwater:
zēkwātǝr (Q278p Welkenraedt)
|
Onder gier wordt verstaan de in een put of kelder verzamelde vloeibare mest van het vee. Mestwater is het vocht, dat mede als gevolg van regenval uit de in de mestvaalt gelegen mest sijpelt en in een bij de mesthoop gelegen poel of kuil bijeenvloeit; dit vocht, waarmee men soms een uitgedroogde mesthoop bevochtigt, wordt ook wel als vloeibare meststof gebruikt. Met beer wordt hier bedoeld de uit menselijke fecaliën bestaande materie, die "dikker" is dan gier en vaak verzameld wordt in een put waarop alleen het privaat is aangesloten; van tijd tot tijd (o.a. wanneer de put vol is) wordt deze vloeistof naar de moestuin, de boomgaard, de huisweide e.d. vervoerd, om aldaar te worden verspreid. De genoemde begrippen zijn hier in één lemma behandeld, omdat de (overigens talrijke) gegevens zich niet over drie duidelijk verschillende lemmata lieten verdelen. Dat is vooral hieraan te wijten, dat (1) het bedoelde onderscheid in de betrokken enqu√™tevragen meestal niet werd gemaakt; (2) de door oudere enqu√™tes verkregen gegevens het antwoord zijn op te korte of onduidelijk toegelichte vragen als "beer (drek)", "aalt (beer)", "beer (mestwater)", "mestwater (aal, beer, zeik)". Woorden die als benaming voor het begrip mestwater of het begrip beer lijken te kunnen worden opgevat, blijken in samenstellingen als gierkar, -ton, -pomp, -lepel e.d. vaak (ook) op vloeibare mest van het vee of op gier in het algemeen toepasselijk. Daarom zijn in dit lemma ook de gier-gegevens uit het materiaal van de volgende lemmata verwerkt. Dat de term voor de vergaarplaats van de gier is overgegaan op c.q. ook bruikbaar is voor het mestvocht zelf, blijkt uit woorden als citerne en beerput. Dit geldt in beginsel ook voor aalpoel, mestpoel, zeikpoel, poel, mestplas, zeikplas en mestkuil, waarmee primair de bij de mesthoop gelegen diepte of kuil vol mestwater bedoeld wordt maar die ook toepasselijk zijn op het zich daarin bevindende of daaruit afkomstige vocht als zodanig. In samenstellingen kan het begrip gier zelfs door het woord water worden uitgedrukt. Voor die gevallen zie men de lemmata gierkar, - ton, -kraan e.d. Het woord zeik is meestal ook de benaming voor dierlijke urine. [Wi 14; S 1; L 1a-m; L 2, 12; L B2, 269; L 20, 24; A 4, 24; JG 1a + 1b + 1c; N 11, 21 + 27 add.; N 11A, 41 + 42d + 43b + 44b; monogr.]
I-1
|
25141 |
gieten, hard regenen |
gieten:
gits, e gooët, gegooëte
gieëte (Q278p Welkenraedt)
|
gieten, gutsen [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
19688 |
gieter |
spruis:
šprø̄š (Q278p Welkenraedt),
spruits:
šprø̄š (Q278p Welkenraedt),
wasspruits:
wai̯ššprutš (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
gieter [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
24671 |
giftige paddestoel |
giftige champignon:
giftige --; gecombineerd met ZND 5 040
geͅfteͅgə šampəljo͂ŋ (Q278p Welkenraedt)
|
paddestoel [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|