20482 |
nicht |
cousine (fr./du.):
kŏĕsén (Q278p Welkenraedt),
nicht:
nîet (Q278p Welkenraedt),
nichtje:
nitsjə (Q278p Welkenraedt),
nîetsjə (Q278p Welkenraedt)
|
nicht [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
dat es niks weet (Q278p Welkenraedt)
|
Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
30213 |
nok |
dakvorst:
dak˲vēǝš (Q278p Welkenraedt)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
kruidwijding:
krūtweŋə (Q278p Welkenraedt)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
momentje:
mementche (Q278p Welkenraedt),
ps. omgespeld volgens Frings.
ə moͅmeͅntjə (Q278p Welkenraedt)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
23150 |
olifant |
elefant (du.):
Karte 109.
Elefant (Q278p Welkenraedt)
|
Elefant.
III-3-2
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klōͅr (Q278p Welkenraedt),
klŏr (Q278p Welkenraedt)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hemme - hemde (Q278p Welkenraedt)
|
hemd, hemden [ZND 01u (1924)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
kijlkussen:
keͅi̯lkø̄sə (Q278p Welkenraedt)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
33291 |
onkruid, algemeen |
onkruid:
ǫnkrǫu̯t (Q278p Welkenraedt)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|