22648 |
vastenavond |
vastavond:
fastu.avənt (Q278p Welkenraedt),
vastenavond:
fastenovend (Q278p Welkenraedt)
|
t Is Vastenavond. [ZND 08 (1925)] || vastenavond [RND]
III-3-2
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vat (Q278p Welkenraedt)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
zich slaan:
ṣlu.ə (Q278p Welkenraedt)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34266 |
vee |
vee:
fīǝ (Q278p Welkenraedt)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zoupe (Q278p Welkenraedt)
|
zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34244 |
vel op gekookte melk |
melkvelletje:
mɛlkvɛltjǝ (Q278p Welkenraedt),
room:
rōm (Q278p Welkenraedt)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
melkvelletje:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
melkveltje (Q278p Welkenraedt),
room:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
rōm (Q278p Welkenraedt)
|
velletje op melk [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwer:
louər (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
leeuwerik [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-4-1
|
26403 |
velg |
velling:
(mv)
vɛleŋǝ (Q278p Welkenraedt)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
30317 |
vensterbank |
vensterbank:
vęnstǝrbāŋk (Q278p Welkenraedt)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|