22860 |
weddenschap |
weddingschaft:
wedəŋsjaf (Q278p Welkenraedt)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
wedvrouw:
wetvrouw (Q278p Welkenraedt)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedman:
wetmaan (Q278p Welkenraedt)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
der stof (Q278p Welkenraedt)
|
de stof (het goed) [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
nazomer:
nazomerweer
nōͅzōͅmər (Q278p Welkenraedt)
|
nazomer [ZND m]
III-4-4
|
25112 |
weerlichten |
weerluchten:
wē-lyətə (Q278p Welkenraedt)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
weer (Q278p Welkenraedt)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
21247 |
weg |
weg:
wɛ:x (Q278p Welkenraedt)
|
weg [RND]
III-3-1
|
33663 |
wei |
graswei:
graswęi̯ (Q278p Welkenraedt),
wei:
węi̯ (Q278p Welkenraedt, ...
Q278p Welkenraedt)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
21528 |
welkom |
willkommen (du.):
hie es hee eumer wilkommen (Q278p Welkenraedt)
|
Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|