24460 |
otter |
otter:
otter (L213p Well)
|
otter [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
20318 |
oud, bejaard |
bejaard:
bejoard (L213p Well)
|
bejaard [SGV (1914)]
III-2-2
|
20320 |
oude man |
oude mens:
ennen alde mins (L213p Well)
|
oude [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
altjoarsaovend (L213p Well)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaarsdag:
altjoarsdag (L213p Well)
|
Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
elders (L213p Well, ...
L213p Well),
met lengteteken op de a
älders (L213p Well),
vader en moeder:
Er wordt bijna altijd gezegd:
vāder en mōēder (L213p Well)
|
ouders [SGV (1914)] || ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18189 |
ouderwets |
ouderwets:
alderwets (L213p Well)
|
ouderwets [SGV (1914)]
III-1-3
|
25608 |
ovenpaal |
scheutel:
šø̄ǝtǝl (L213p Well)
|
De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.]
II-1
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
ōāvertuugd (L213p Well)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
ōāvertuuge (L213p Well)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|